Nieuws
Kamervragen over verwevenheid van incassobureaus in deurwaarderskantoren
01 juni 2017Kamervragen over verwevenheid van incassobureaus in deurwaarderskantoren
Na inwerkingtreding van de gerechtsdeurwaarderswet in 2001 ontstond de mogelijkheid voor niet-gerechtsdeurwaarders om te participeren in deurwaarderskantoren. KBvG heeft hiervoor in 2010 een verordening vastgesteld om participaties in goede banen te leiden. Bij het goedkeuren van die verordening in 2010 werd door de minister aangegeven dat de verordening in zijn ogen onvolkomenheden bevatte die reparatie behoefden.
Daarom diende de KBvG in 2013 een voorstel tot wijziging van de verordening in, die aangescherpte regels bevatte ten aanzien van de verantwoordelijkheid en onafhankelijkheid van de deurwaarder. Als er sprake is van participatie van derden in het kantoor, is de gerechtsdeurwaarder tevens aansprakelijk voor alle participanten in zijn kantoor. Waarmee het handelen van derde-participanten transparant en controleerbaar wordt voor de toezichthouders (BFT) op de beroepsgroep. Daarmee wordt de onafhankelijkheid van de betrokken gerechtsdeurwaarder(s) extra gewaarborgd.
De minister keurde de tweede verordening niet goed, omdat hij voorzag dat de regels niet handhaafbaar zouden zijn en onvoldoende waarborgen zou bieden. De KBvG blijft van mening dat de verordening aanpassing behoeft om ruimte te bieden voor participaties door derden, omdat die voorwaardelijk zijn voor de continuïteit van de beroepsgroep. Er bestaat geen verschil van mening over de noodzaak om de onafhankelijkheid van de gerechtsdeurwaarder in dit kader te borgen.
Zoals aangegeven in de antwoorden van de minister beraadt de KBvG zich over de formulering van de nieuwe verordening die de participatie door derden in gerechtsdeurwaarderskantoren regelt. Vanzelfsprekend is de KBvG daarover ook in overleg met het ministerie. De in de Kamervragen geschetste problematiek beperkt zich overigens voor zover bekend bij de KBvG tot één derde-participant in een gerechtsdeurwaarderskantoor.